Klik hier om terug te gaan naar het verhaal met voetnoten

Filippus en de eunuch 

Halverwege zijn ochtendgebed valt er in zijn kamer een brede schaduw van een onbekende man die in de deuropening staat. Maar echt schrikken doet hij niet hoewel hij de man niet heeft horen aankomen. Zelfs het luid gekwetter van de meisjes bij de waterput heeft hij niet gehoord. Terwijl zij doorgaans oorverdovend opgewonden waren als ze een vreemdeling bij de waterput zagen. Zonder dat de man iets zegt weet Filippus het. De man is een engel! Een boodschapper van de Heer.

Dat blijkt ook al uit zijn groet. Geen shalom of goedemorgen. Nee, een opdracht. Filippus moet zich ogenblikkelijk reisvaardig maken en naar de verlaten woestijnweg van Jeruzalem naar Gaza gaan. Hij moet zorgen dat hij daar tegen het middaguur is. Eerlijk gezegd ziet hij daar wel een beetje tegenop. De omgeving van Jeruzalem is na de moord op Stefanus nu niet bepaald de veiligste plaats voor christenen. Een beetje verbaasd is hij ook. Wie of wat zal hij daar midden op de dag ontmoeten? Mensen zeker niet. Te stil, te heet en geen water onderweg.

Verrast kijkt hij op als hij vanuit de richting Jeruzalem toch een kleine karavaan aan ziet komen. Een paar kamelen, een reiswagen en een tiental begeleiders. Vreemd genoeg zegt niemand iets. Zelfs de dieren zijn stil. Dichterbij gekomen hoort hij toch een stem. Een vrouwenstem? Nee toch een man, een Griekse man. Hij hoort Griekse woorden. Bekende woorden zelfs. Woorden uit de profetie van Jesaja. Tijd om verbaasd te zijn krijgt hij niet. De heilige Geest maakt hem duidelijk naar die man toe te gaan.

Op een holletje gaat hij naar de reiswagen. En ziet tot zijn verbazing dat de Ethiopische minister van financiën in de wagen hardop de profetie van Jesaja leest. Op zijn vraag of de man begrijpt wat hij leest, vraagt de man of Filippus naast hem komt zitten om hem uit te leggen wat hij leest. Het is ook een wonderlijk verhaal. Over een man die alle onrecht van de wereld lijdzaam over zich heen liet komen en niets zei terwijl iedereen hem diep vernederde. Heeft de profeet het over zichzelf? Of doelt hij op een ander?

Inderdaad een ander. Het gaat over Jezus. Jezus die mensen verlost van alles wat mensen bindt. Ras, geaardheid, zonde. Dat door Hem ook mensen als hij, dorre bomen, niet meer geweerd worden van religieuze bijeenkomsten, maar als oprechte gelovigen een ereplaats in Gods koninkrijk zullen krijgen. Geweldig! “Kijk”, zegt de man, “een meertje”. Helemaal niet verbaasd om middenin de woestijn een meer te zien. Wel dankbaar om gedoopt te worden.

Geen mikveh, geen Joodse rituele reiniging. Nee, veel meer! Een geestelijk reiniging in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Vol blijdschap reist en leest de man daarna verder.

Hij heeft niet eens door dat Filippus van het ene op het andere moment verdwenen is.